Vrijdag in week 32 door het jaar
Gedachtenis van de heilige Martinus van Tours, bisschop
Martinus werd omstreeks 316 geboren uit heidense ouders in Pannonië (Hongarije). Als jong Romeins legionair bekeerde hij zich tot het christendom, werd geloofsleerling en ontving uiteindelijk het doopsel. Later stichtte hij een klooster te Ligugé bij Poitiers, waar hij onder leiding van de heilige Hilarius als monnik leefde. Na zijn priesterwijding werd hij in 372 tot bisschop van Tours gekozen. Martinus was het voorbeeld van een goede herder. Hij had een grote voorliefde voor de armen. Hij stichtte nog andere kloosters en onderrichtte de geestelijkheid van zijn bisdom. Nadat hij in de parochie van Candes de vrede onder ruziënde geestelijken had hersteld, stierf hij onderweg naar huis in het jaar 397. Hij ligt begraven in de kathedraal van Tours.
Zijn tijdgenoot Sulpicius Severus schreef een levensbeschrijving van Martinus. Daarin vertelt hij hoe de heilige als Romeins soldaat voor de poorten van Amiens een bedelaar tegenkwam, die rilde van de kou. Uit medelijden trok de heilige zijn zwaard uit de schede, sneed zijn rode mantel in tweeën en schonk de helft aan de bedelaar. Martinus' halve mantel (in het Latijn cappa, verkleinwoord cappella) werd een reliek, die op een speciale plaats in het drukbezochte pelgrimsoord Tours wordt bewaard. 'Kapel', afgeleid van cappella werd sindsdien het woord voor 'devotieplaats' of 'bedehuisje'.
Eerste lezing: Uit de tweede brief van de heilige apostel Johannes, 4-9.
Het heeft mij zeer verblijd enigen van uw kinderen te hebben ontmoet, die in waarheid leven volgens het gebod dat wij van de Vader hebben ontvangen. En nu bid ik u, - en het is geen nieuw gebod waarover ik u schrijf, maar het gebod dat wij van het begin af hebben gehad - laten wij elkaar liefhebben. En hierin bestaat de liefde, dat wij een leven leiden naar Zijn geboden. En dit is het gebod, zoals gij van het begin af hebt vernomen: dat gij leeft in de liefde. Want veel verleiders zijn tot de wereld uitgegaan; zij loochenen de komst van Jezus Christus in het vlees. Dat is het kenmerk van de verleider en de antichrist. Neemt u in acht, anders zult gij, in plaats van het volle loon te ontvangen, de vruchten van uw arbeid verliezen. Alwie te ver wil gaan, en niet blijft bij de leer van Christus, heeft God niet. Wie bij die leer blijft, hij heeft zowel de Vader als de Zoon.
Tussenzang: Ps. 119 (118), 1. 2. 10. 11. 17. 18.
Antifoon: Gelukkig die voortgaan volgens de wet van de Heer.
Gelukkig degenen wier levensweg rein is,
die voortgaan volgens de wet van de Heer.
Gelukkig die acht slaan op wat Hij verordent,
Hem zoeken met heel hun hart.
Met heel mijn hart richt ik mij tot U;
laat mij niet afwijken van Uw geboden.
Uw uitspraken berg ik diep in mijn hart
om niet tegen U te misdoen
Vergun Uw dienaar dat hij mag leven,
dan houd ik mij steeds aan Uw woord.
Ontsluit mijn ogen om te aanschouwen
de heerlijkheid van Uw wet.
Alleluia: 2, Tess. 2, 14.
Alleluia. God heeft ons geroepen door de verkondiging van het Evangelie, opdat wij de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus zouden verwerven. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas, 17, 26-37.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon. Zij aten en dronken, huwden en werden ten huwelijk gegeven tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam, die allen verdelgde. Of zoals het was in de dagen van Lot: zij aten en dronken, kochten en verkochten, plantten en bouwden, maar op de dag dat Lot uit Sodom vertrok, regende het uit de hemel brandende zwavel die allen verdelgde; zo zal het ook zijn op de dag waarop de Mensenzoon zich openbaart. Wie die dag zich op het dak bevindt, terwijl zijn bezittingen binnenshuis zijn, moet niet naar beneden komen om ze te halen; en zo moet wie op het land is niet terugkeren. Denkt aan de vrouw van Lot. Wie zijn leven tracht te redden zal het verliezen en wie het verliest zal het behouden. Ik zeg u: als er in die nacht twee in een bed liggen, zal de een worden meegenomen en de ander achtergelaten. Als twee vrouwen samen bezig zijn met malen, zal de een worden meegenomen en de ander achtergelaten. Toen de leerlingen Hem daarop vroegen: Waar, Heer? antwoordde Hij hun: Waar het lijk ligt, daar zullen zich de gieren verzamelen.