Zaterdag in week 32 door het jaar
Gedachtenis van de heilige Josafat, bisschop en martelaar
Josafat Kunzewitsch werd omstreeks 1580 geboren in de Oekraïne uit orthodoxe ouders. Als jongeman trad hij toe tot de met Rome geünieerde Oekraïnische kerk. In 1604 werd hij lid van de monnikenorde der Basilianen. In 1618 werd hij gekozen en gewijd tot Aartsbisschop van Pollock - toen behorend tot Polen, nu tot Wit-Rusland. Hij verkondigde het primaatschap van de paus, maar moest dit met de dood bekopen. Tijdens een pastorale reis werd hij in 1623 te Vitebsk door zijn tegenstanders vermoord. Twintig jaar later volgde zijn zaligverklaring en in 1867 zijn heiligverklaring. Zijn lichaam ligt begraven in een zijkapel van de Sint-Pietersbasiliek te Vaticaanstad.
Eerste lezing: Uit de derde brief van de heilige apostel Johannes, 5-8.
Dierbare,
Gij bewijst de broeders trouwe dienst, ook al zijn het vreemden voor u. Zij hebben dan ook ten overstaan van de gemeente van uw liefde getuigd. Gij doet er goed aan, hen ook voor de verdere reis uit te rusten op een wijze die God waardig is. Want ter wille van de Naam hebben zij zich op weg begeven, zonder iets van de heidenen aan te nemen. Het is onze plicht de zaak van de waarheid te steunen door zulke mannen gastvrij te ontvangen.
Tussenzang: Ps. 112 (111), 1-2. 3-4. 5-6.
Antifoon: Gelukkig de man die ontzag heeft voor God.
Gelukkig de man die ontzag heeft voor God,
die vreugde vindt in Zijn geboden.
Zijn kroost zal machtig zijn in het land,
gezegend zal zijn het geslacht van de vrome.
Welvaart en rijkdom sieren zijn huis,
hij zal zijn gerechtigheid nooit verliezen.
Hij is voor de vromen een licht in de nacht,
weldadig, barmhartig, rechtvaardig.
Goed gaat het de man die weggeeft en leent,
die eerlijk zijn zaken behartigt.
In eeuwigheid staat de rechtvaardige sterk,
men blijft hem voor eeuwig gedenken.
Alleluia: 2 Tim. 1, 10b.
Alleluia. Onze Heiland Christus Jezus heeft de dood vernietigd, en onvergankelijk leven doen aanlichten door het Evangelie. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas, 18, 1-8.
In die tijd leerde Jezus Zijn leerlingen in een gelijkenis, dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen. Hij zei: Er was eens in een zekere stad een rechter die zich om God noch gebod bekommerde. Er was ook een weduwe in die stad die herhaaldelijk bij hem kwam met het verzoek: Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander. Een tijdlang wilde die rechter niet, maar daarna zei hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij om God noch gebod, toch zal ik die weduwe recht verschaffen, om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken. En de Heer sprak: Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt! Zou God dan geen recht verschaffen aan Zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen, of zal Hij ten opzichte van hen onbewogen blijven? Ik zeg u: Hij zal hun spoedig recht verschaffen. Maar: zal de Mensenzoon bij Zijn komst het geloof op aarde vinden?