Dinsdag in week 2 door het jaar
Gedachtenis van de heilige Antonius, abt
Antonius Abt wordt in Oost en West vereerd als de vader van het christelijke monnikendom. Hij werd omstreeks het jaar 250 geboren in Midden-Egypte uit rijke ouders. Na hun dood las Antonius een tekst in het Evangelie van Matteüs waar Jezus zegt: "Wilt u volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat u bezit en geef het aan de armen; en daarmee zult u een schat in de hemel bezitten. Kom vervolgens terug om Mij te volgen." (Mt. 19, 21) Deze woorden veranderden het leven van de 20-jarige Antonius. Hij gaf zijn bezittingen aan de armen en trok zich in volkomen eenzaamheid terug aan de rand van de woestijn. Daar verbleef hij twintig jaar in gebed, vasten en boetedoening en vocht hij tegen de verlokkingen van de satan. Zijn radicale leefwijze trok vele bezoekers. Steeds meer mannen raakten zo onder de indruk van Antonius' wijsheid dat ze zijn voorbeeld wilden navolgen. Zij vestigden zich in zijn nabijheid en smeekten hem om zijn geestelijke leiding. Aanvankelijk weigerde hij dat, maar gaf uiteindelijk zijn eenzaamheid op en vormde samen met zijn volgelingen een religieuze gemeenschap. Tijdens de christenvervolging onder keizer Maximinus Daza (311) verliet Antonius zijn communiteit en ging hij naar Alexandrië om daar de gevangenen en veroordeelden en hun familieleden bij te staan. Op verzoek van St. Athanasius streed hij er ook tegen het Arianisme, de dwaalleer die de goddelijkheid van Christus loochende. Na zijn terugkeer besloot Antonius verder de woestijn in te trekken. Op de berg Kolzim bracht hij de laatste jaren van zijn leven in volstrekte afzondering door. Antonius stierf in 356 op zeer hoge leeftijd.
Eerste lezing: Uit de brief aan de Hebreeën, 6, 10-20.
Broeders en zusters,
God is rechtvaardig; Hij kan niet vergeten wat gij uit liefde voor Zijn Naam hebt gedaan:, al de diensten die gij de heiligen hebt bewezen en nog bewijst. Maar ik zou wensen dat ieder van u dezelfde vurige ijver blijft tonen totdat uw hoop geheel in vervulling is gegaan. Ge moogt niet lui worden, maar ge moet een voorbeeld nemen aan hen die door geloof en geduld deel krijgen aan de beloften. Toen God aan Abraham Zijn belofte deed, zwoer Hij bij zichzelf, daar Hij niemand boven zich had om bij te zweren: Ik beloof dat Ik u zal zegenen en uw nageslacht talrijk zal maken. Abraham heeft dan ook gekregen wat hem beloofd was, na lang en geduldig wachten. Mensen zweren bij een hogere macht, en de eed is voor hen de hoogste vorm van bevestiging die alle tegenspraak moet uitsluiten. En zo heeft God met een eed voor Zijn belofte willen instaan, om de erfgenamen van de belofte nog duidelijker te tonen hoe onwrikbaar vast Zijn besluit was. God heeft dus twee onherroepelijke daden gesteld die het Hem onmogelijk maken ons te bedriegen; en ons, vluchtelingen, sporen ze krachtig aan ons vast te klampen aan de hoop op het heil. De hoop is het veilige en vaste anker van onze ziel. Zij dringt door, binnen het heiligdom, waar Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan, nu Hij voor eeuwig hogepriester is geworden op de wijze van Melchisedek.
Tussenzang: Ps. 111 (110), 1-2. 4-5. 9. 10c.
Antifoon: Altijd herinnert de Heer zich Zijn verbond.
De Heer wil ik danken uit heel mijn hart,
te midden der vromen, voor heel de gemeente.
Geweldig is alles wat Hij verricht,
de aandacht boeiend van elk die het nagaat.
Wonderen deed Hij om nooit te vergeten,
minzaam en liefdevol toont zich de Heer.
Voedsel geeft Hij aan die Hem vereren,
altijd herinnert Hij zich Zijn verbond.
Hij heeft Zijn volk verlossing gebracht,
voor eeuwig met hen Zijn verbond gesloten;
heilig en hooggeëerd is Zijn Naam,
in eeuwigheid moet men Hem loven.
Alleluia: Ps. 119 (118), 27.
Alleluia. Leid mij op de weg van Uw bevelen, Heer, dan zal ik Uw daden indachtig zijn. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus, 2, 23-28.
Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden en Zijn leerlingen begonnen onder het gaan aren te plukken. De Farizeeën zeiden tot Hem: Waarom doen ze op sabbat iets wat niet geoorloofd is? Hij gaf hun ten antwoord: Hebt gij nooit gelezen wat David deed, toen hij gebrek had en hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij onder de hogepriester Abjatar het huis van God binnenging en van de toonbroden at, die alleen de priesters mogen eten, en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen? En Hij voegde er aan toe: De sabbat is gemaakt om de mens, maar niet de mens om de sabbat. De Mensenzoon is dus Heer ook van de sabbat.