Woensdag in week 2 door het jaar
Eerste lezing: Uit de brief aan de Hebreeën, 7, 1-3. 15-17.
Broeders en zusters,
Melchisedek, koning van Salem, priester van God de Allerhoogste, kwam Abraham tegemoet, toen hij de koningen verslagen had, en hij zegende hem; en Abraham gaf hem van alles een tiende deel. De naam van Melchisedek betekent vooreerst 'koning van gerechtigheid'; vervolgens is hij koning van Salem, dat is 'vredevorst'. Hij heeft geen vader, geen moeder, geen stamboom; zijn leven heeft begin noch einde. Hij lijkt op de Zoon van God, hij blijft voor altijd priester. Dit wordt nog veel duidelijker wanneer wij bedenken dat, als evenbeeld van Melchisedek een nieuwe priester opstaat, die priester is geworden niet op grond van een wettelijk vereiste afstamming, maar uit kracht van een onvergankelijk leven. Want op Hem slaat het getuigenis: Gij zijt voor eeuwig priester op de wijze van Melchisedek.
Tussenzang: Ps. 110 (109), 1. 2. 3. 4.
Antifoon: Gij zijt voor eeuwig priester als Melchisedek.
De Heer sprak tot mijn Heer: zit aan Mijn rechterhand;
Ik leg Uw vijanden als voetbank voor Uw voeten.
Uit Sion reikt de Heer de scepter van Uw macht;
regeer te midden van Uw tegenstanders.
Uw volk staat om U heen in blanke wapenrusting,
de jongemannen op het veld als morgendauw.
Gezworen heeft de Heer, het zal Hem niet berouwen:
Gij zijt voor eeuwig priester als Melchisedek.
Alleluia: Ps. 119 (118), 34.
Alleluia. Geef mij begrip om Uw wet na te leven, Heer, om haar te volgen met heel mijn hart. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus, 3, 1-6.
In die tijd ging Jezus naar de synagoge waar een man aanwezig was met een verschrompelde hand. De Farizeeën hielden Jezus in het oog om te zien of Hij hem op sabbat zou genezen, met de bedoeling Hem daarvan te beschuldigen. Jezus zei nu tot de man met de verschrompelde hand: Kom in het midden staan. Daarop stelde Hij hun de vraag: Is het niet eerder geoorloofd op sabbat goed te doen dan kwaad, iemand te redden dan te doden? Maar zij zwegen. Toen liet Hij toornig, maar tegelijkertijd bedroefd om de verstoktheid van hun hart zijn blik rondgaan en zei tot de man: Steek uw hand uit. Hij stak zijn hand uit en deze was weer gezond. De Farizeeën gingen naar buiten en aanstonds smeedden zij met de Herodianen plannen om Hem uit de weg te ruimen.