Zaterdag in week 2 door het jaar
Gedachtenis van de heilige Agnes, maagd en martelares
Agnes stierf de marteldood te Rome in de tweede helft van de derde eeuw of wellicht in het begin van de vierde eeuw. De legende vertelt dat ze weigerde te huwen met de zoon van de stadsprefect. Ze wilde haar maagdelijkheid niet prijsgeven, omdat ze zichzelf als bruid aan Christus had toegewijd. Paus Damasus maakte haar grafschrift en vele kerkvaders hebben, in navolging van de heilige Ambrosius, haar lof bezongen. Zij werd bijgezet in de Cappella di Sabina in Rome. Jaarlijks worden op 21 januari in de grafkerk van de martelares twee lammeren gezegend. De reden hiervoor schuilt in de betekenis van haar naam. Agnus is Latijn voor 'lam' en agnos is Grieks voor 'rein'. De zuivere lamswol wordt gebruikt voor het pallium (kerkelijk rangonderscheidingsteken in de vorm van een schouderstool) van de aartsbisschoppen.
Eerste lezing: Uit de brief aan de Hebreeën, 9, 2-3. 11-14.
Broeders en zusters,
In het eerste verbond was een tabernakel, een tentheiligdom, ingericht waarvan het voorste deel de kandelaar en de tafel met de toonbroden bevatte; dit noemde men het heilige. Achter het tweede voorhangsel was een gedeelte dat het allerheiligste werd genoemd. Maar nu is Christus gekomen, de hogepriester van het waarachtige heil. De tent van Zijn priesterschap is groter en volmaakter dan de vorige; ze is niet gemaakt door mensenhand, dat wil zeggen, ze behoort niet tot onze geschapen wereld. Het bloed van Zijn offer is Zijn eigen bloed, niet dat van bokken en kalveren. Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd, en Hij heeft een eeuwige verlossing verworven. Want als het bloed van bokken en stieren en de gesprenkelde as van een vaars de verontreinigden kan heiligen zodat zij wettelijk rein worden, hoeveel groter is dan de kracht van Christus' bloed. Door de eeuwige Geest heeft Hij zichzelf aan God geofferd als een smetteloos offer, dat onze ziel zuivert van dode werken, om de levende God te eren.
Tussenzang: Ps. 47 (46), 2-3. 6-7. 8-9.
Antifoon: God stijgt ten troon onder luid gejuich,
de Heer met geschal van bazuinen.
Alle volkeren, klapt in de handen,
jubelt voor God met blij geroep.
Want groot is de Heer en alom geducht,
een machtig Vorst over heel de aarde.
God stijgt ten troon onder luid gejuich,
de Heer met geschal van bazuinen.
Zingt nu voor God, laat klinken uw zang,
voor onze Koning een loflied.
Koning is God over heel de aarde,
zingt dus een psalm voor Hem.
Koning is God over alle naties,
zetelend op Zijn heilige troon.
Alleluia: Ps. 119 (118), 105.
Alleluia. Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, Heer, het is een licht op mijn pad. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus, 3, 20-21.
In die tijd ging Jezus met Zijn leerlingen naar huis en weer stroomde zoveel volk samen dat zij niet eens gelegenheid hadden om te eten. Toen Zijn verwanten dit hoorden trokken zij erop uit om Hem mee te nemen, want men zei dat Hij niet meer bij Zijn verstand was.