Vrije gedachtenis van de heilige Catharina van Alexandrië, maagd en martelares
Sint Catharina was een maagd die in Alexandrië (Egypte) in het begin van de 4e eeuw de marteldood is gestorven. Van haar wordt verteld dat ze reeds op 15-jarige leeftijd alle werken van Plato kende. Toen keizer Maxentius (306-312) haar dwong haar geloof in Christus af te zweren, weigerde zij dat. In plaats daarvan beschaamde zij hem door de vijftig keizerlijke wijsgeren te overtuigen van de waarheid van het christelijk geloof.
Haar levenseinde wordt gekenmerkt door mirakels. Toen zij als straf voor haar geloofsijver tot de doodstraf werd veroordeeld, werd het folterwerktuig, een draaiend rad, door de bliksem getroffen waardoor het niet meer functioneerde. Na de mislukte radbraking werd getracht haar te onthoofden. Uit de wonden die daarbij ontstonden, vloeide geneeskrachtige melk. Het Jezuskind zou ook aan haar verschenen zijn en haar tot zijn bruid hebben uitverkoren.
Het beroemde Griekse Sint-Catharinaklooster in de Sinaï-woestijn is aan haar gewijd. Daar liggen relieken die aan de heilige worden toegeschreven. Volgens een legende hadden engelen haar dode lichaam naar de Sinaï overgebracht. In Nederland is de kathedraal van het aartsbisdom Utrecht aan haar gewijd.
In de iconografie wordt zij meestal afgebeeld met een gebroken wiel en palm. Vaak draagt zij een kroon, vanwege haar vermeende koninklijke afkomst en een zwaard. Soms ligt een vorst onder haar voeten, voorstellende haar vervolger keizer Maxentius.
Eerste lezing: Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes, 20, 1-4. 11 – 21, 2.
Ik, Johannes, zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de Afgrond en een grote ketting in zijn hand. En hij greep de Draak, de oude Slang - dat is de Duivel, de Satan - en hij boeide hem voor duizend jaren, en hij wierp hem in de Afgrond, die hij grendelde en verzegelde boven zijn hoofd, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden voordat de duizend jaren voorbij waren. Daarna moet hij voor een korte tijd worden losgelaten. En ik zag tronen en zij namen daarop plaats en hun werd het oordeel gegeven. Ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en het woord van God, die het Beest en zijn beeld niet hadden aanbeden en het merkteken niet hadden aangenomen op hun voorhoofd en hun hand. En zij werden weer levend en heersten met Christus, duizend jaren lang. Toen zag ik een grote, witte troon, en Hem die daarop gezeten is. De aarde en de hemel vluchtten weg van Zijn aanschijn en hun plaats werd niet meer gevonden. En ik kon de doden, groot en klein, voor de troon zien staan. En de boeken werden geopend. Nog een ander boek werd geopend, het boek des levens. En de doden werden geoordeeld naar hun daden, zoals die in de boeken beschreven stonden. En de zee gaf haar doden terug, en de dood en de onderwereld gaven hun doden terug, en zij werden geoordeeld, eenieder naar zijn daden. Toen werden dood en onderwereld in de vuurpoel geworpen. Dit is de tweede dood, de poel van vuur. En ieder wiens naam niet stond in het boek des levens, werd geworpen in de poel van vuur. En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. En ik zag de heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, schoon als een bruid die zich voor haar man heeft getooid.
Tussenzang: Ps. 84 (83), 3. 4. 5-6a. 8a.
Antifoon: Zie hier Gods woning onder de mensen.
Mijn ziel verlangt en hunkert naar Uw heiligdom.
Mijn hart en heel mijn wezen
gaan juichend uit naar U, de God die leeft.
Want zelfs de mussen vinden wel een schuilplaats,
de zwaluwen een nestje voor hun broed;
voor mij is dat Uw altaar, Heer der hemelmachten,
mijn Koning en mijn God.
Gelukkig zij, die wonen in Uw huis, o Heer,
die U daar altijd mogen prijzen.
Gelukkig die op U mag steunen,
hij zal zijn weg vervolgen met hernieuwde kracht.
Alleluia: Joh. 15, 5.
Alleluia. Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer; niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas, 21, 29-33.
In die tijd maakte Jezus een vergelijking en zei tot Zijn leerlingen: Kijkt naar de vijgenboom en naar alle andere bomen: zodra ze uitlopen weet ge vanzelf, als ge dat ziet, dat de zomer in aantocht is. Zo ook, wanneer ge al deze dingen ziet, weet dan dat het Rijk Gods nabij is. Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbijgaan vóór dit alles geschied is. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen niet voorbijgaan.