Tweede dag onder het octaaf van Kerstmis
Feest van de heilige Stefanus, eerste martelaar
Op Tweede Kerstdag viert de Kerk het feest van St. Stefanus, volgens de Handelingen van de apostelen de eerste martelaar van het christendom. Stefanus, een Griekstalige jood, was "een man vol geloof en heilige Geest." Hij werd gekozen tot een van de zeven diakens die de zorg kregen voor de weduwen van de gemeente. Aanleiding voor deze keuze was de klacht van de Hellenistische christenen bij hun Hebreeuwse broeders dat hun weduwen werden verwaarloosd. De twaalf apostelen erkenden dit sociale probleem en gaven de gemeente de opdracht om zeven geschikte mannen uit te kiezen. De apostelen legden na gebed hun handen op de hoofden van de gekozenen, waardoor ze hen belastten met de armenzorg. Deze zogenaamde protodiakens waren naast Stefanus: Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs. Het was opmerkelijk dat Stefanus na de handoplegging het Woord begon te prediken, een taak die tot dan toe slechts aan de apostelen was voorbehouden. Ook deed hij grote wonderen en tekenen onder het volk. Dat leidde tot wrevel bij enkele leden van de Griekstalige Synagoge der Vrijgelatenen. Zij gingen met hem in discussie, maar waren niet opgewassen tegen zijn charisma, zijn welsprekendheid en zijn wijsheid. Dat zorgde voor grote irritatie. Uiteindelijk klaagden ze Stefanus aan bij het Sanhedrin, het joodse rechtscollege dat ook Jezus had veroordeeld. "Wij hebben hem lastertaal tegen Mozes en God horen uitspreken", aldus valse getuigenverklaringen. "Zo hebben wij hem horen zeggen dat die Jezus de Nazoreeër de Tempel van Jeruzalem zal afbreken en de regels die Mozes ons gegeven heeft, zal veranderen." In zijn verdedigingsrede verkondigde Stefanus op basis van bijbelteksten het Evangelie van Christus. Aan het eind van zijn toespraak verweet Stefanus de leden van het Sanhedrin en allen die hem beschuldigden dat zij zich verzetten tegen de wil van God: "Halsstarrigen en onbesnedenen van hart en oor! Steeds verzet u zich tegen de heilige Geest, u net zo goed als uw vaderen. Welke profeet hebben uw vaderen niet vermoord. Ze hebben de aankondigers van de Rechtvaardige ter dood gebracht, u hebt Hemzelf verraden en vermoord, u die door tussenkomst van engelen de Wet ontvangen heeft, maar die niet naleeft" (Hand. 7: 51-53). Het Sanhedrin en alle aanklagers voelden zich diep gekwetst door deze woorden en veroordeelden Stefanus ter dood. Ze sleepten hem de stad uit en stenigden hem. Tijdens zijn doodstrijd sprak hij de woorden: "Heer Jezus, ontvang mijn geest" en "Heer reken hun deze zonde niet aan". Woorden die deden denken aan wat Jezus zei toen Hij aan het kruis hing: "Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen" en "Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest". Zoals Jezus stierf Stefanus een gruwelijke dood. In de Handelingen staat geschreven dat hij door vrome mannen werd begraven. Eeuwenlang was de locatie van zijn graf onbekend. Maar in 415 zou een priester, Lucianus geheten, een visioen hebben gehad, waarin de plaats van Stefanus' graf werd aangewezen. Het lichaam van de heilige zou gelegen hebben in Caphar Gamal, iets ten noorden van Jeruzalem. Volgens een overlevering werden Stefanus' relieken daar opgegraven. In 460 zouden ze zijn overgebracht naar de basiliek van de Berg Sion, buiten de Damascuspoort van Jeruzalem. In de 6e eeuw zouden de relieken op gezag van keizer Justinianus I vanuit Constantinopel naar Rome zijn gebracht. Daar rusten ze in de crypte van de basiliek van St.-Laurentius-buiten-de-Muren.
Eerste lezing: Uit de Handelingen der Apostelen, 6, 8-10 + 7, 54-60.
In die dagen deed Stefanus, vol genade en kracht, grote wondertekenen onder het volk. Sommige leden echter van de zogenaamde synagoge der Vrijgelatenen, Cyreneeërs en Alexandrijnen en sommige mensen uit Cilicië en Asia begonnen met Stefanus te redetwisten, maar zij konden niet op tegen de wijsheid en tegen de geest waarmee hij sprak. Ze werden woedend en ze knarsetandden tegen hem. Maar Stefanus, vervuld van de heilige Geest, staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus, staande aan Gods rechterhand; en hij riep uit: Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand. Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopten hun oren toe en stormden als één man op hem af. Zij sleepten hem buiten de poort en stenigden hem. De getuigen legden hun mantels neer aan de voeten van een jongeman die Saulus heette. Terwijl zij Stefanus stenigden, bad hij: Heer Jezus, ontvang mijn geest. Toen viel hij op zijn knieën en riep met luide stem: Heer, reken hun deze zonde niet aan. Na deze woorden ontsliep hij.
Tussenzang: Ps. 31 (30), 3cd-4. 6 en 8. 16 en 17.
Antifoon: Vertrouwvol leg ik mijn geest in Uw handen, Heer.
Wees mij een rots waar ik vluchten kan,
een sterke burcht waar ik veilig kan toeven.
Want altijd zijt Gij mijn rots en mijn vesting,
Uw Naam is mijn leider en gids.
Vertrouwvol leg ik mijn geest in Uw handen,
Gij zult mij beschermen, getrouwe God.
Ik mag mij verheugen in Uw erbarmen,
Gij ziet mijn ellende, Gij helpt mij in nood.
Bevrijd mij van mijn vervolgers.
Laat over Uw dienaar Uw Aanschijn stralen,
red mij door Uw genade.
Alleluia: Ps. 118 (117), 26a en 27a.
Alleluia. Gezegend die komt met de Naam van de Heer: de Heer is God. Hij verlicht ons. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs, 10, 17-22.
In die tijd zei Jezus tot de twaalf: Neemt u in acht voor de mensen. Zij zullen u overleveren aan de rechtbanken en u geselen in hun synagogen. Gij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden omwille van Mij, om zo ten overstaan van hen en de heidenen getuigenis af te leggen. Maakt u echter wanneer men u overlevert, niet bezorgd over het hoe of wat van uw spreken: op dat ogenblik zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen. Want niet gij zijt het die spreekt, maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader. De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden; de vader zijn kind; de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood doen brengen. Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen, omwille van Mijn Naam. Wie echter ten einde toe volhardt, hij zal gered worden.