Vrijdag na de zevende zondag van Pasen
Gedachtenis van de heilige Filippus Neri, priester
Filippo Romolo de Neri werd in 1515 geboren in Florence. Hij ging naar school bij de dominicanen. Hun prediking maakte grote indruk op hem. Toen hij wees werd, nam zijn oom de opvoeding van de jongen op zich. Filippo wilde aanvankelijk net als deze oom koopman worden. Hij kreeg daartoe een opleiding in de buurt van de beroemde benedictijnenabdij van Monte Cassino. Filippo was daar regelmatig te vinden. Het monnikenleven dat hij daar leerde kennen, was van blijvende invloed op hem. Door een mystieke ervaring zag hij af van een commerciële loopbaan. Hij besloot in 1535 naar Rome te gaan. Daar verdiende hij zestien jaar lang zijn kost en inwoning met het geven van privé-lessen aan Florentijnse jongens. In 1544, toen hij aan het mediteren was in de catacomben van St. Sebastianus, zou hij plotseling zodanig door de liefde van God zijn getroffen dat het volume van zijn hart letterlijk groter was geworden. Sindsdien brandde een heilig vuur in hem, waardoor hij nog maar één missie in het leven had: de verkondiging en de verwerkelijking van het Rijk Gods. Filippo leefde zeer ascetisch. Op straat gaf hij jongeren geloofsonderricht en vermaakte hen met stichtelijke verhalen. Dat deed hij met enorm veel flair en toewijding. Ook verzorgde hij de zieken en stervenden in hun huizen. In 1548 richtte hij samen met zijn biechtvader, Persiano Rosa, een religieuze broederschap op die zich bezighield met ziekenbezoek en dienstverlening aan pelgrims. Op aandringen van dezelfde biechtvader liet hij zich in 1551 tot priester wijden. Nadien nam hij zijn intrek in het priesterhuis naast de kerk van Santa Maria in Vallicella. Een jaar later stichtte hij daar het Oratorium, een samenlevingsverband van seculiere priesters. De leden probeerden met elkaar naar volmaaktheid te streven met behulp van gebed, religieuze muziek, spirituele lezingen en het verrichten van goede werken. In 1575 werd het Oratorium door paus Gregorius XIII tot congregatie verheven. Filippo was een geliefde biechtvader. Door zijn innemend karakter en zijn aanstekelijke humor wist hij velen tot inkeer te brengen. Zelfs pausen en kardinalen luisterden naar zijn wijze raad. Hij stierf op 26 mei 1595. Paus Gregorius XV verklaarde hem in 1622 heilig. Filippo kreeg de erenaam de 'Tweede Apostel van Rome'. Zijn lichaam ligt in een zijaltaar in de kerk van Santa Maria in Vallicella aan de Via Vittorio Emanuele.
Eerste lezing: Uit de Handelingen der Apostelen, 25, 13-21.
In die dagen kwamen koning Agrippa en zijn zuster Bernike in Caesarea en maakten hun opwachting bij de landvoogd Festus. Tijdens hun verblijf aldaar, dat verscheidene dagen duurde, legde Festus het geval van Paulus voor aan de koning met de woorden: Mijn voorganger Felix heeft hier een gevangene achtergelaten tegen wie de hogepriesters en de oudsten van de Joden een aanklacht hebben ingediend toen ik in Jeruzalem was, met het verzoek hem te veroordelen. Ik heb hun te verstaan gegeven, dat de Romeinen niet gewoon zijn iemand bij wijze van gunst uit te leveren, voordat de beklaagde tegenover zijn beschuldigers heeft gestaan en gelegenheid gekregen heeft zich tegen de aanklacht te verdedigen. Zij kwamen dus hier heen en zonder uitstel heb ik de volgende dag rechtszitting gehouden en heb ik de man laten voorleiden. Toen de aanklagers om hem heen stonden, brachten zij geen enkele beschuldiging in van misdaden waar ik op gerekend had. Wel hadden zij bepaalde kwesties tegen hem op het gebied van hun eigen geloof en over een zekere Jezus die dood is, maar van Wie Paulus beweerde dat Hij leeft. Omdat ik met het onderzoek van die dingen geen weg wist, heb ik gevraagd of hij naar Jeruzalem wilde gaan om daar in deze zaak terecht te staan. Maar Paulus is in hoger beroep gegaan en wilde daarom tot de uitspraak van Zijne Majesteit in bewaring gehouden worden. Daarom heb ik bevel gegeven hem in hechtenis te houden, totdat ik hem naar de keizer kan zenden.
Tussenzang: Ps. 103 (102), 1-2. 11-12. 19-20ab.
Antifoon: De Heer heeft Zijn troon in de hemel gevestigd.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
Zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
vergeet Zijn weldaden niet.
Zo wijd als de hemel de aarde omspant,
zo alomvattend is Zijn erbarmen.
Zo ver als de afstand van oost tot west,
zo ver verdrijft Hij van ons de zonde.
De Heer heeft Zijn troon in de hemel gevestigd,
Hij voert heerschappij over heel het heelal.
Verheerlijkt de Heer, al Zijn hemelse boden,
machtige uitvoerders van Zijn bevel.
Alleluia: Mt. 28, 19 en 20.
Alleluia. Gaat en maakt alle volkeren tot Mijn leerlingen; Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes, 21, 15-19.
Toen Jezus verschenen was aan Zijn leerlingen, zei Hij na het ontbijt tot Simon Petrus: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben? Hij antwoordde: Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin. Jezus zei hem: Weid Mijn lammeren. Nog een tweede maal zei Hij tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief? En deze antwoordde: Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin. Jezus hernam: Hoed Mijn schapen. Voor de derde maal vroeg Hij: Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief? Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: Hebt ge Mij lief? en hij zei Hem: Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin. Daarop zei Jezus hem: Weid Mijn schapen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: toen ge jong waart, deedt ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt. Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor hij God zou verheerlijken. En na deze woorden zei Hij hem: Volg Mij.