Donderdag. Weekdag van de kersttijd vóór Epifanie
Vrije gedachtenis van de H. Karel (Houben) van Sint Andries, priester, of H. Gerlach, kluizenaar (bisdom Roermond)
Joannes Andreas Houben werd op 11 december 1821 in Munstergeleen geboren als vierde kind in een gezin van totaal tien kinderen. Ondanks moeilijkheden bleef hij zich met een hardnekkig doorzettingsvermogen inzetten voor zijn studie, want langzaam rijpte in hem zijn levensdoel: priester worden en wel als passionist. Op 5 november 1845 trad hij in het noviciaat van de paters passionisten in en ontving bij zijn inkleding de naam: Karel van Sint Andries. Na zijn priesterwijding op 21 december 1850 werd Karel uitgezonden naar Engeland. Daar kregen in het pastorale werk de immigranten uit het arme Ierland zijn bijzondere aandacht. Hij was dan ook zeer gelukkig toen hij op 9 juli 1857 naar Dublin mocht vertrekken, waar door de paters passionisten een nieuwe stichting begonnen was op het landgoed Mount Argus. In Ierland werd veel van zijn krachten gevraagd. Maar al spoedig ontdekten de mensen dat hij een heilig priester was. Hij zat bijna elke dag in de biechtstoel en kreeg faam als zielenarts. Hij stond vanuit een diep innerlijk leven elke dag klaar voor de armen, zieken en noodlijdenden. Hij werd meegesleept in de diepere deelname aan het geheim van Christus' lijden. Gebedsleven en apostolaat waren geconcentreerd op Christus de gekruisigde. Hij stierf op 5 januari 1893. Pater Karel (Houben) van Sint Andries werd op 16 oktober 1988 door paus Johannes Paulus II zalig en op 3 juni 2007 door paus Benedictus XVI heilig verklaard.
Toen Gerlach eens als ridder onderweg was naar een toernooi werd hem bericht dat zijn vrouw was overleden. Dit betekende voor hem een fundamentele ommekeer in zijn leven. Hij maakte een pelgrimstocht naar Rome om de paus te vragen welke boete hier het beste paste. Deze gaf hem de opdracht voor zeven jaar naar Jeruzalem te gaan en daar een boetvaardig leven te leiden. In Jeruzalem meldde hij zich bij het hospitaal van de Ridders van St. Jan. Die namen hem in dienst als eenvoudig veehoeder. Na terugkeer uit het Heilig Land vestigde Gerlach zich als kluizenaar te Houthem in het Geuldal. Hier woonde hij in een holle boom. Onder zijn harnas droeg hij uit boete een kriebelend kleed. Elke dag, zomer en winter, weer of geen weer, liep hij in alle vroegte naar het graf van Sint Servatius in Maastricht, tien kilometer verderop, om er zijn vaste gebeden te verrichten. Stilaan stond hij bekend om zijn gestrenge levenswijze, zijn ijver om mensen voor Christus te winnen en zijn wonderen. Boeren uit de omgeving brachten hun zieke dieren bij hem in de overtuiging dat ze door zijn handoplegging zouden genezen. Hij onderhield een briefwisseling met Sint Hildegard van Bingen. Ook bij de pausen van zijn tijd stond hij in hoog aanzien. Hij stierf op 5 januari 1170. Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen veepest.
Eerste lezing: Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes, 3, 11-21.
Vrienden,
Dit is de boodschap die gij vanaf het begin gehoord hebt: dat wij elkaar moeten beminnen. Wij mogen niet zijn zoals Kaïn die een kind van de boze was en zijn broeder vermoordde. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn eigen daden slecht waren en die van zijn broeder goed. Broeders, weest niet verwonderd als de wereld u haat. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven; wij weten het omdat wij onze broeders liefhebben. De mens zonder liefde is nog in het gebied van de dood. Ieder die zijn broeder haat is een moordenaar, en gij weet dat geen moordenaar eeuwig leven in zich heeft. Wat liefde is hebben wij geleerd van Christus: Hij heeft Zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders. Hoe kan de goddelijke liefde blijven in een mens die geld genoeg heeft en toch zijn hart sluit voor de nood van zijn broeder? Kinderen, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden. Dat is onze maatstaf; daardoor krijgen wij de zekerheid dat wij thuishoren bij de waarachtige God. Dan mogen wij ook voor Zijn aanschijn ons geweten geruststellen ook als het ons veroordeelt, want God is groter dan ons hart en Hij weet alles. Dierbare vrienden, daar ons geweten ons dus niet hoeft te veroordelen mogen wij vrijmoedig met God omgaan.
Tussenzang: Ps. 100 (99), 2. 3. 4. 5.
Antifoon: Juicht voor de Heer, alle landen.
Juicht voor de Heer, alle landen,
dient met blijdschap de Heer.
Treedt onbezorgd voor Zijn Aanschijn.
Waarlijk, de Heer is God.
Hij is de Schepper en Meester,
wij Zijn kudde, Zijn volk.
Trekt met een lied door Zijn poorten,
komt in Zijn voorhof met zang.
Zegent Zijn Naam en eert Hem.
Hij is ons goed gezind.
Eindeloos is Zijn erbarmen,
trouw van geslacht op geslacht.
Alleluia: Joh. 1, 14. 12b.
Alleluia. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Aan allen die Hem aanvaarden gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes, 1, 43-51.
In die tijd, toen Jezus naar Galilea wilde vertrekken trof Hij Filippus aan en zei tot hem: Volg Mij. Deze Filippus was van Betsaïda, de stad van Andreas en Petrus. Filippus ontmoette Natanaël en zei hem: Degene over wie Mozes in de Wet geschreven heeft en ook de profeten, Hem hebben wij gevonden: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret. Natanaël smaalde: Uit Nazaret, kan daar iets goeds vandaan komen? Waarop Filippus antwoordde: Kom dan kijken. Jezus zag Natanaël naar zich toekomen en zei, doelend op hem: Dat is waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is. Natanaël zei tot Hem: Hoe kent Gij mij? Jezus gaf hem ten antwoord: Voordat Filippus u riep zag Ik u onder de vijgenboom zitten. Toen zei Natanaël tot Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon Gods. Gij zijt de Koning van Israël. Jezus antwoordde: Omdat Ik u zei dat Ik u onder de vijgenboom zag gelooft ge? Gij zult grotere dingen zien dan deze. En Hij voegde er aan toe: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: gij zult de hemel open zien en de engelen Gods zien opstijgen en neerdalen in dienst van de Mensenzoon.