Vrijdag in de tweede week van de Advent
Vrije gedachtenis van de heilige Juan Diego
Deze heilige, van wie de overgeleverde naam Cuauhtlatoatzin is, wat 'sprekende adelaar' betekent, werd rond het jaar 1474 geboren in de plaats Cuauhtitlan in het koninkrijk dat doorgaans Texcoco wordt genoemd. Toen hij volwassen was en in de echt verbonden, nam hij het evangelie aan en werd tezamen met zijn vrouw door het doopwater gereinigd, waarbij hij zich voornam om te leven in het licht van het geloof en overeenkomstig de verplichtingen die hij tegenover God en de Kerk op zich had genomen.
Toen hij in de maand december van het jaar 1531 onderweg was naar de plaats Tlatelolco, zag hij op de heuvel die Tepeyac wordt genoemd, de waarachtige Moeder Gods verschijnen, die hem de opdracht gaf om aan de bisschop van Mexico te vragen dat een heiligdom werd gebouwd op de plaats van de verschijning. Toen de prelaat aandachtig naar het verzoek van de inboorling had geluisterd, vroeg hij deze om een duidelijk bewijs van de wonderlijke gebeurtenis. Op 12 december verscheen de allerheiligste maagd Maria opnieuw aan Juan Diego, bracht hem vertroosting en beval hem dat hij zich naar de top van de Tepeyac-heuvel zou begeven, daar bloemen moest plukken en meebrengen. Ondanks de winterse koude en de dorheid ter plekke vond de heilige er de mooiste bloemen, die hij in zijn mantel legde en naar de Maagd bracht. Zij droeg hem echter op om ze aan de bisschop te overhandigen als bewijs dat het waar was. Toen Juan Diego voor hem stond, opende hij zijn mantel en liet de bloemen op de grond vallen; toen verscheen op het weefsel van de mantel - op wonderbare wijze afgedrukt - de beeltenis van de Maagd van Guadalupe, een beeltenis die sindsdien het geestelijke middelpunt van de natie is geworden. Nadat het heiligdom ter ere van de 'Vorstin van de hemel' was gebouwd, liet de heilige, gedreven door grote godsvrucht, alles achter en wijdde zijn leven aan het verzorgen van die kleine kapel en aan het ontvangen van de pelgrims. Hij legde de weg van de heiligheid af in gebed en naastenliefde, waarbij hij kracht putte uit het eucharistisch gastmaal van onze Verlosser, uit de verering van de Moeder van de Verlosser, uit de gemeenschap met de heilige Kerk evenals uit de gehoorzaamheid aan de gewijde herders. Allen die hem kenden, bewonderden zijn schitterende deugden, vooral zijn geloof, hoop, liefde, nederigheid en zijn verachting van aardse zaken.
Zonder zijn Indiaanse afkomst te verloochenen onderhield Juan Diego trouw het evangelie in zijn eenvoudig dagelijks leven. Hij was er zich immers volledig van bewust dat God voorbijziet aan het onderscheid naar afkomst of cultuur, en dat Hij allen uitnodigt om Zijn kinderen te worden. Op deze wijze vergemakkelijkte de heilige de weg waarlangs de inheemse volken van Mexico en van de Nieuwe Wereld ontvankelijk werden voor de ontmoeting met Christus en Zijn Kerk. Tot de laatste dag bracht hij zijn leven door met God die hem in het jaar 1548 tot zich riep. Zijn gedachtenis - die altijd verwijst naar de verschijning van Onze Lieve Vrouw van Guadalupe - heeft de eeuwen getrotseerd en is doorgedrongen in diverse streken van de wereld.
Eerste lezing: Uit de profeet Jesaja, 48, 17-19.
Zo spreekt de Heer, uw verlosser, Israëls Heilige: Ik ben de Heer, uw God, die u voor uw bestwil wil leren, en u voeren over de weg die gij moet gaan. Als gij acht gegeven hadt op Mijn geboden zou de voorspoed u reeds nu omspoeld hebben als een bergstroom, en zou uw welvaart zo uitgestrekt geweest zijn als de zee met zijn golven. Uw nageslacht zou talrijk geweest zijn als de zandkorrels, uw nakomelingen als het stof: hun naam zou bij Mij nooit uitgeveegd zijn, nooit uitgewist.
Tussenzang: Ps. 1, 1-2. 3. 4. 6.
Antifoon: Wie U volgt, Heer, zal het licht des levens bezitten (Joh. 8, 12).
Gelukkig de man die weigert te doen
wat goddelozen hem raden;
die niet de wegen der zondaars gaat,
niet zit te midden der spotters;
Hij is als een boom, aan het water geplant,
die vruchten draagt op zijn tijd;
des zomers verdorren zijn bladeren niet,
maar al wat hij doet brengt hem voorspoed.
De goddelozen vergaat het zo niet:
de wind blaast hen weg als kaf.
De Heer immers let op de weg der gerechten,
de weg van de zondaars loopt dood.
Alleluia:
Alleluia. Hij komt als Koning en Heer van de aarde. Het juk van de ballingschap zal Hij verbrijzelen. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs, 11, 16-19.
In die tijd sprak Jezus tot de menigte: Waarmee zal Ik dit geslacht vergelijken? Het gelijkt op kinderen die op het marktplein zitten en de andere partij toeroepen: Wij hebben voor u op de fluit gespeeld en gij hebt niet gedanst; wij hebben een treurlied gezongen en gij hebt niet op uw borst geklopt. Immers: Johannes komt, hij eet niet en drinkt niet, en ze zeggen: Hij is van de duivel bezeten. De Mensenzoon komt, Hij eet en drinkt wel, en ze zeggen: Kijk die gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars. Maar de wijsheid vindt haar rechtvaardiging in haar werken.