Vrijdag in week 9 door het jaar
Vrije gedachtenis van de heilige Efrem, diaken en kerkleraar
Efrem werd omstreeks 306 uit christelijke ouders geboren in Nisibe, het huidige Nizib in zuidwest-Turkije. Na zijn diakenwijding werkte hij voor de armen in zijn geboortestad. Later vertrok hij naar Edessa, waar hij een theologische school stichtte. Hij leidde het leven van een asceet, maar dat weerhield hem er niet van zich intensief in te spannen voor de geloofsgemeenschap. Hij predikte en schreef tegen diverse theologische dwaalleren. Ook dichtte hij tal van lofzangen die hij op populaire muziek zette. Efrem stief in juni 373. In de Orthodoxe Kerken werd hij al lange tijd als kerkleraar vereerd. Pas in 1920 verleende paus Benedictus XV hem die titel voor de R.K.-Kerk.
Eerste lezing: Uit het boek Tobit, 11, 5-17.
In die dagen zat Anna, de vrouw van Tobit, iedere dag langs de weg op een top van een berg, vanwaar zij een ruim vergezicht had. En toen zij op diezelfde plaats weer eens zat uit te zien naar de komst van haar zoon Tobias, zag zij hem reeds in de verte aankomen. Zij herkende hem onmiddellijk en haastig ging zij het nieuws aan Tobit vertellen en riep: Daar komt uw zoon aan. Ondertussen zei Rafaël tot Tobias: Als gij binnenkomt in uw huis, aanbid dan onmiddellijk de Heer, uw God, en breng Hem uw dank. Ga dan naar uw vader en kus hem. Bestrijk aanstonds zijn ogen met de gal van de vis, die gij bij u hebt; want ge kunt er zeker van zijn, dat zijn ogen terstond zullen opengaan, zodat uw vader het licht van de hemel kan zien en zich in uw aanblik verheugen. De hond, die hen onderweg vergezeld had, liep hen intussen vooruit, en als bode van het blijde nieuws kwispelde hij vrolijk met zijn staart. Toen stond de blinde vader op en tastend zocht hij zijn weg; hij strekte zijn handen uit naar zijn kind en liep zo zijn zoon tegemoet. Hij omhelsde hem en kuste hem; zijn vrouw deed evenzo, en beiden schreiden van blijdschap. Toen zij God hadden aanbeden en gedankt, gingen zij zitten. Tobias nam wat van de gal van de vis en streek het zijn vader op de ogen. En na ongeveer een half uur wachten begon de witte vlek, als het velletje van een ei, uit de ogen los te komen. Tobias nam het vast en trok het zijn vader van de ogen. Op hetzelfde ogenblik ontving hij het gezicht terug. Toen verheerlijkten zij God: Tobit en Anna en allen die hen kenden. En Tobit sprak: Gezegend zijt Gij, God, en gezegend Uw heilige Naam tot in eeuwigheid, en gezegend al Uw heilige engelen. Gij hebt me gekastijd, maar Gij schenkt me weer genade, nu ik mijn zoon Tobias aanschouw.
Tussenzang: Ps. 146 (145), 2abc. 7. 8-9a. 9bc-10.
Antifoon: De Heer zal ik loven mijn leven lang.
De Heer zal ik loven mijn leven lang,
mijn God zal ik al mijn dagen bezingen.
De Heer doet altijd Zijn woord gestand,
verdrukten verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft,
gevangenen geeft Hij de vrijheid.
De ogen van de blinden opent de Heer,
gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen,
de Heer behoedt de ontheemden.
De Heer geeft wees en weduwe steun,
maar zondaars laat Hij verdwalen.
De Heer is koning in eeuwigheid,
uw God, Sion, heerst over alle geslachten.
Alleluia: Ps. 119 (118), 135.
Alleluia. Laat voor Uw dienaar Uw Aangezicht stralen, Heer, laat mij Uw beschikkingen zien. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus, 12, 35-37.
Bij Zijn onderricht in de tempel wierp Jezus eens de vraag op: Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen, dat de Messias Zoon van David is? David heeft zelf gezegd, door de heilige Geest bewogen: De Heer heeft gesproken tot Mijn Heer: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden onder Uw voeten heb gelegd. Als David zelf Hem Heer noemt, hoe kan Hij dan Zijn Zoon zijn? Het merendeel van het volk luisterde graag naar Hem.