Katholieken en protestanten zijn in de afgelopen 50 jaar steeds meer naar elkaar toegegroeid. Nu is het moment gekomen waarop ze bij en met elkaar de eucharistie of het avondmaal kunnen gaan vieren. Ze hoeven daarmee niet te wachten tot hun kerkgemeenschappen volledig één zijn geworden. Door nu al te gaan deelnemen aan elkaars vieringen van het avondmaal of de eucharistie zetten ze een belangrijke nieuwe stap op de weg naar de uiteindelijke eenwording, die het doel is van alle oecumene.
Dit opzienbarende standpunt is te vinden in een 57 bladzijden tellend Duitstalig· studierapport dat op 11 september 2019 is verschenen, onder de titel: Gemeinsam am Tisch des Herrn. Aan dit rapport is 10 jaar gewerkt door een werkgroep van 32 protestantse en katholieke theologen. Deze kring bestaat sinds 1946 en heeft baanbrekend werk verricht op het vlak van de oecumene. Aan de totstandkoming van het nieuwe rapport hebben twee Nederlanders meegewerkt: Gerard den Hertog, emeritus hoogleraar ethiek en dogmatiek, en Myriam Wijlens, hoogleraar canoniek recht. Momenteel staat de werkgroep onder het voorzitterschap van Georg Bätzing (sinds 2016 bisschop van het bisdom Limburg) en Martin Hein (van 2000-2019 bisschop binnen de Evangelische Kirche, de Duitse protestantse volkskerk).
Het rapport, dat in 2020 in boekvorm zal verschijnen, is bedoeld als een advies aan de Duitse rooms-katholieke bisschoppenconferentie en aan de leiding van de Evangelische Kirche. De bedoeling is dat het document vervolgens wordt voorgelegd aan het Vaticaan in Rome en aan de Wereldraad van Kerken in Genève. Hopelijk wordt de discussie niet alleen gevoerd in de kerkelijke toplaag maar ook aan de basis, in allerlei gespreks- en studiegroepen, natuurlijk ook in ons land.
Eenheid in verscheidenheid
Het doel van de oecumene is 'dat allen één zijn' (Johannes 17:21). Tot in de negentiende eeuw dachten we dat het vroegste christendom een zuivere eenheid was en dat er pas later vertroebelende verschillen zijn ontstaan. Hedendaagse onderzoekers beweren eerder het omgekeerde: in de eerste eeuwen was er nog veel diversiteit. Dat was juist het kenmerk van het jonge christendom. Pas vanaf de vierde en de vijfde eeuw groeide er, in samenhang met de dogmaontwikkeling, meer uniformiteit, maar zonder dat daarmee meteen ook alle verscheidenheid van de baan was.
Zo'n omslag zien we ook bij de oecumenische beweging. In de beginjaren was het streven primair gericht op het overwinnen van de verschillen en het bereiken van eenheid op het vlak van vormen en inhouden. Nu we daarmee flink gevorderd zijn, is er ruimte gekomen voor een meer gedifferentieerde aanpak: het eens zien te worden of te blijven als het gaat om kernzaken, maar bij de vormgeving of inkleuring daarvan de diversiteit volop kansen geven.
Bijbelse fundamenten
Het rapport bevat een uitvoerige bespreking van de Bijbelse fundamenten van de eucharistie respectievelijk het avondmaal. Hier is veel winst geboekt: confessionele verschillen spelen tegenwoordig nauwelijks nog een rol in de Bijbeluitleg. We lezen de Schrift niet meer door de bril van de latere kerkelijke dogmatiek en we ze zien ervan af 0111 verschillen tussen teksten glad te strijken. Daardoor valt er vaak een heel nieuw licht op de oude teksten. Er zijn nog wel degelijk rode draden te ontwaren. Zo is het zeker dat de eucharistie door Jezus zelf in het leven is geroepen, al kunnen wc niet met volle zekerheid zeggen wat hij op de laatste avond van zijn leven precies gedaan en gezegd heeft. Jezus laat het dubbele ritueel rond brood en beker vergezeld gaan van duidingen die betrekking hebben op zijn vroegere tafelgemeenschap met zondaars en tollenaars, op de messiaanse maaltijd op het einde der tijden, en op heel zijn bevrijdend optreden, dat uitmondt in de verzoenende kracht van zijn lijden, dood en verrijzenis. Hij zegt zijn volgelingen toe dat hij aanwezig blijft in hun midden, onder de tekenen van brood en wijn, en dat zij hem moeten gedenken door te blijven doen wat hij heeft gedaan.
Diverse liturgische praktijken daar gaat het erom dat de substantie van brood en wijn, die dus eigenlijk niet kan veranderen, juist wel wordt omgezet in de substantie van het lichaam en bloed van Christus. Een overgang van de ene substantie in de andere, terwijl dat in de optiek van Aristoteles juist onmogelijk is. Daar komt nog bij dat 'substantie' in het nu gangbare Nederlands gebruikt wordt voor materie of stof. Geen wonder dus dat vele katholieken zelf niet weten wat ze aan moeten met de term transsubstantiatie.
Reformatie en Trente
In de zestiende eeuw waren kerkhervormers zoals Luther, Calvijn en Zwingli, het vaak niet eens met elkaar als het ging om de avondmaalstheologie. In deze onderlinge strijd lag ook het begrip 'transsubstantiatie' onder vuur. Van de weeromstuit heeft het concilie van Trente (1545-1563) de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaanten van brood en wijn nog eens bevestigd, en wel op grond van de leer van de transsubstantiatie. Weliswaar met de opmerking dat deze leer vooralsnog 'de beste' is. Dit houdt in dat dit niet de enige mogelijke leer is. Transsubstantiatie is zelf geen dogma. Katholieken geloven niet in de transsubstantiatie maar wel in het mysterie van de werkelijke presentie van Jezus in de eucharistische gaven. Om dat geloof uit te drukken kan - bij gebrek aan beter - nog steeds de term transsubstantiatie benut worden.
Offer
Onder de vele duidingen in het Nieuwe Testament van het ritueel rond brood en beker neemt het idee dat de eucharistie in essentie een offer is, slechts een bescheiden plaats in. We vinden deze voorstelling alleen met evenzoveel woorden in de brief aan de Hebreeën.
Om de kritiek van de reformatoren op middeleeuwse misverstanden rond het offerkarakter van de eucharistie te ontzenuwen, verklaarde het concilie van Trente in hoofdstuk 1 van de 'Leer over het Misoffer' dat de viering van de eucharistie geen herhaling is van het kruisoffer van Jezus, want dat offer was eenmalig. Wel is het zo dat de eucharistie de herinnering levend houdt aan het zoenoffer van Jezus. Herinnering in de zin van een actualisatie van het verleden, van de tegenwoordigstelling van dat zoenoffer voor de eucharistievierders van nu en de toepassing van
de vruchten daarvan op hun leven. Deze visie is voor het huidige oecumenische gesprek van groot belang.
Resultaat
Aan de hand van enkele voorbeelden heb ik hier laten zien dat geschillen uit het verleden nu overwonnen zijn als het gaat over de visie op de eucharistie of het avondmaal. De simpele tegensstelling tussen symbolisch en realistisch is achterhaald. Momenteel delen we hetzelfde geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus bij zijn volgelingen in vieringen rond brood en beker.
Ook in Nederland?
Zelf ben ik heel opgetogen over dit nieuwe studierapport. Toch bekroop mij tijdens de bestudering ervan de vraag of wij in Nederland al zover zijn dat we kunnen meegaan met de aanbevelingen van de 32 opstellers. Voor katholieken zal dat nog een hele toer zijn, want in het rapport worden sommige kwesties omzeild, zoals de vraag hoe het ambt van priester en dat van predikant zich tot elkaar verhouden, en of de voorstellen wel uitvoerbaar zijn binnen het wijdere verband van de RKK als wereldkerk.
Niettemin zou ik graag zien dat we de hier geboden ideeën serieus in studie nemen. Misschien moeten we eerst de polarisatie in onze eigen geloofsgemeenschap zien te overstijgen en ruimte scheppen voor verschillende duidingen en praktijken in de eigen katholieke kring als het gaat over de eucharistie. De viering daarvan is het beste remedie als we verbonden willen raken of verbonden willen blijven met Jezus en met elkaar. Gesterkt in deze leerschool kunnen we vervolgens met een open vizier christenen van andere kerken tegemoet treden. Dat vergt dan wel dat we hun tradities gaan respecteren en onze eigen tradities niet langer verabsoluteren.
De auteur, professor Wim Weren,(foto) is emeritus hoogleraar Nieuwe Testament aan de Universiteit van Tilburg