Zaterdag in week 8 door het jaar
Gedachtenis van de heilige Carolus Lwanga en gezellen, martelaren van Oeganda
Carolus bekleedde een belangrijke positie aan het hof van de koning van Oeganda. Na de dood van die koning besteeg zijn achttienjarige zoon Mwanga de troon. Deze was alcoholist en verslaafd aan seks met jongens. Toen hij in mei 1886 een hofpage tot ontucht wilde verleiden, ontdekte de koning dat een andere jongeman de hoveling catechese aan het geven was. Hierop ontstak de vorst in woede en doodde de catechist door een speer in zijn nek te steken. Toen eiste Mwanga dat al zijn christelijke bedienden hun geloof zouden afzweren. Onder hen waren Carolus Lwanga en zijn 21 gezellen. Zij bleven trouw aan het katholiek geloof en gingen niet in op de oneerbare verlangens van de koning. Vervolgens onderwierp hij hen aan zware folteringen. Ze hielden vast aan hun geloof en voelden zich gesterkt door het gebed. Allen werden door het zwaard ter dood gebracht en vervolgens verbrand. Paus Paulus VI schreef de namen van Carolus en zijn metgezellen bij in het Boek der Heiligen in oktober 1964. Vier jaar later pelgrimeerde de Heilige Vader naar de locaties in Oeganda waar Carolus Lwanga en gezellen leefden en de marteldood stierven.
Eerste lezing: Uit het boek Wijsheid van Jezus Sirach, 51, 12-20.
Heer en Koning, Gij hebt mij gered van het verderf, mij verlost van alle kwaad. Daarom zal ik U danken en loven en de Naam des Heren prijzen. Toen ik nog jong was, voordat ik ging zwerven, zocht ik openlijk wijsheid in mijn gebed. Staande voor de tempel vroeg ik er om, en tot het laatste toe zal ik haar zoeken. Wanneer zij zich ontplooide als een rijpende druif, verheugde ik mij over haar. Van mijn jeugd af volgde ik haar spoor; mijn voet betrad de rechte weg. Ik legde mijn oor maar even te luisteren en ving haar op en ik dankte aan haar veel wijze lessen. Ik maakte vorderingen in de wijsheid: Hem die mij leerde, gaf ik de eer, want ik was erop bedacht de wijsheid in praktijk te brengen. Ik zocht het goede en werd niet beschaamd. Ik heb geworsteld om wijsheid te bezitten en nauwgezet heb ik de wet onderhouden; ik strekte mijn handen ten hemel en betreurde mijn onwetendheid. Op wijsheid richtte ik mijn aandacht, en door loutering vond ik haar; met haar verwierf ik inzicht van het begin af aan, daarom zal ik niet verlaten worden.
Tussenzang: Ps. 19 (18), 8. 9. 10. 11.
Antifoon: Rechtmatig zijn al Zijn bevelen,
bevredigend voor het gemoed.
De wet van de Heer is volkomen,
zij sterkt de onzekere geest.
Zijn voorschriften zijn betrouwbaar,
onwetenden maken zij wijs.
Rechtmatig zijn al Zijn bevelen,
bevredigend voor het gemoed.
Glashelder zijn Zijn geboden,
zij zijn een licht voor het oog.
Het woord van de Heer is eerlijk,
het blijft in eeuwigheid waar.
Zijn uitspraken zijn waarachtig,
rechtvaardig in iedere zaak.
Gezocht meer dan goud of juwelen,
welsmakend als honingzeem.
Alleluia: Ps. 119 (118), 27.
Alleluia. Leid mij op de weg van Uw bevelen, Heer, dan zal ik Uw daden indachtig zijn. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus, 11, 27-33.
In die tijd kwam Jezus met Zijn leerlingen in Jeruzalem. Terwijl Hij rondwandelde op het tempelplein, traden de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten op Hem toe en ze vroegen Hem: Welke bevoegdheid hebt Gij om dit alles te doen? En wie heeft U die bevoegdheid dan daartoe gegeven? Jezus antwoordde: Ik zal u één enkele vraag stellen en als gij Mij daar antwoord op geeft, zal Ik u op Mijn beurt zeggen krachtens welke bevoegdheid Ik dit alles doe. Het doopsel van Johannes, kwam dat van de hemel of van de mensen? Geeft Mij daar een antwoord op. Zij beraadslaagden onder elkaar: Als wij zeggen: van de hemel, dan zal Hij antwoorden: Waarom hebt gij hem dan geen geloof geschonken? Maar zeggen we: van de mensen?... Zij waren bang voor het volk, want iedereen hield Johannes voor een profeet. Zij gaven Jezus dus ten antwoord: Wij weten het niet. Toen zei Jezus tot hen: Dan zeg Ik u evenmin krachtens welke bevoegdheid Ik zo handel.