[ad_1]
"Franciscus en broeder Masseüs keren onder de stromende regen uit Gubbio terug. Broeder Masseüs loopt - volledig doorweekt - sneller en sneller. Steeds tien schreden vooruit, wacht hij keer op keer zijn reisgenoot met tentoonspreiding van zo groot mogelijk ongeduld op. Als hij hem al voor de zesde maal heeft ingehaald, zegt Franciscus: 'Wat heb je toch een haast, mijn vriend. Ben je soms bang van de regen? De regen heeft zachte- re handen dan een jong meisje en kent vrolijker liederen als de wijndrin- kers. Je moet de regen liefhebben en je door haar laten beminnen!' Terwijl het pijpenstelen begint te regenen, kleedt Franciscus zich uit om zijn lijf nog beter aan de tederheid van zuster regen aan te kunnen bieden. Dan spreekt hij broeder Masseüs goedhartig toe: 'Mijn broeder, vandaag leer ik je het geduld! Zie de volharding waarmee de regen uit de hemel valt, hoe onvermoeibaar de beek aan de rots ontspringt. Denk aan het geduld van de haven, die naar het schip smacht, aan het geduld van de zee, die golf na golf op het strand werpt, zonder ooit een stap vooruit te komen. Denk aan het geduld, dat de stam van een boom nodig heeft, tot er een kruis van te maken valt. Denk aan het geduld van de aarde die op de botten van mijn armzalige lijf wacht.' Bij deze woorden werpt broeder Masseüs zich, midden in een reuzenplas, aan de voeten van de heilige neer en begint zijn sandalen te kussen, zeggend: 'En denk aan het geduld dat je met mij, de grootste van alle zondaars, hebt.' "
Claire & Yvan Goll
[ad_2]
Bekijk op facebook