Zaterdag na de vierde zondag van Pasen
Vrije gedachtenis van de heilige Jozef, arbeider
De herdenking van de heilige Jozef als patroon van de arbeid werd in 1955 ingesteld door paus Pius XII. Op deze dag gedenkt de Kerk het werkzame leven van de echtgenoot van Maria. Volgens de Evangelies van Marcus en Matteüs was Jozef timmerman in de stad Nazaret in Galilea.
In veel landen is 1 mei de Dag van de Arbeid. De R.K.-Kerk brengt op deze dag in herinnering wat volgens het christelijk geloof de waarde van de menselijke arbeid is. De Catechismus van de Katholieke Kerk zegt hierover:
"De menselijke arbeid komt rechtstreeks van de mensen die geschapen zijn naar Gods beeld en die als opdracht gekregen hebben met en voor elkaar de aarde te onderwerpen en zo het scheppingswerk voort te zetten. Werken is dus een plicht: 'Als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten' (2 Tess. 3, 10).
De arbeid is een eerbetoon aan de gaven van de Schepper en aan de talenten die men gekregen heeft. Hij kan ook een verlossende waarde hebben. Door de last van de arbeid te verdragen in vereniging met Jezus, de werkman van Nazaret en de gekruisigde van Calvarië, werkt de mens in zekere zin mee met de Zoon van God aan het werk van de verlossing. Hij toont zich een leerling van Christus door elke dag het kruis op te nemen bij het uitvoeren van het werk dat hem is opgedragen. De arbeid kan een middel tot heiliging zijn en ertoe bijdragen de aardse werkelijkheid te bezielen in de Geest van Christus." (CKK nr. 2427)
Eerste lezing: Uit de Handelingen der Apostelen, 13, 44-52.
De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen om naar het woord van God te luisteren. Bij het zien van die grote menigte werden de Joden zeer afgunstig en beantwoordden de uiteenzetting van Paulus met beschimpingen. Toen verklaarden Paulus en Barnabas in alle vrijmoedigheid: Tot u moest wel het eerst het woord van God gesproken worden, maar omdat gij het afwijst en uzelf het eeuwige leven niet waardig keurt, daarom richten wij ons voortaan tot de heidenen. Want aldus luidt de opdracht van de Heer tot ons: Ik heb u geplaatst als een licht voor de heidenen, opdat gij tot redding zou strekken tot aan het uiteinde van de aarde. Toen de heidenen dit hoorden, waren zij verheugd en verheerlijkten het woord van God, en allen die tot het eeuwig leven waren voorbestemd, namen het geloof aan. Het woord des Heren verbreidde zich door heel die streek, maar de Joden hitsten de godvrezende vrouwen op die uit de toonaangevende kringen kwamen en ook de voornaamste burgers uit de stad; zij veroorzaakten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en verjoegen hen uit hun gebied. Dezen schudden het stof van hun voeten, ten teken dat zij met hen gebroken hadden en gingen naar Ikonium. De leerlingen echter waren vervuld van vreugde en van de heilige Geest.
Tussenzang: Ps. 98 (97), 1. 2-3ab. 3cd-4.
Antifoon: | Geheel de aarde aanschouwde wat onze God voor ons deed. |
Zingt voor de Heer een nieuw gezang
omdat Hij wonderen deed.
Zijn hand deed zich krachtig gelden,
de macht van zijn heilige arm.
Zijn weldaden deed Hij ons kennen,
de volkeren zijn gerechtigheid.
Opnieuw bleek zijn goedheid en trouw
ten gunste van Israëls huis.
Geheel de aarde aanschouwde
wat onze God voor ons deed.
Verheerlijkt de Heer, alle landen,
weest blij, verheugt u en zingt.
Alleluia:
Alleluia. Hij die alles riep in het bestaan en zich ontfermde over ons, zijn mensen, Hij is verrezen, Christus de Heer. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes, 14, 7-14.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem. Hierop zei Filippus: Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg. En Jezus weer: Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader? Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht. Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Of gelooft het anders omwille van de werken. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga. En wat gij ook zult vragen in mijn Naam, Ik zal het doen, opdat de Vader moge verheerlijkt worden in de Zoon. Als gij Mij iets zult vragen in mijn Naam, zal Ik het doen.
Lezingen bij de vrije gedachtenis van de heilige Jozef, arbeider
Eerste lezing uit de Handelingen van de apostelen, 5, 17-26.
In die dagen werden de hogepriester en heel zijn aanhang, die de partij der Sadduceeën vormden, met hevige afgunst vervuld. Zij grepen de apostelen en zetten hen in de stadsgevangenis. Maar in de nacht ontsloot een engel des Heren de deuren van de gevangenis, leidde hen naar buiten en zei: Gaat, treedt weer op in de tempel en predikt aan het volk al deze woorden des Levens. Zij gaven hieraan gehoor, gingen tegen de morgen naar de tempel en gaven er onderricht. Toen nu de hogepriester kwam met de zijnen, riepen zij het Sanhedrin bijeen, de raad der oudsten van het volk van Israël, en stuurden dienaren naar de gevangenis om hen te halen. Maar bij aankomst vonden de dienaren hen niet meer in de kerker. Zij keerden terug met het bericht: Wij vonden de gevangenis stevig op slot en de wachten voor de deuren op hun post, maar toen wij opendeden troffen wij niemand aan. Toen zij dit vernamen, vroegen de tempelcommandant en de hogepriesters, - ongerust daarover - zich af wat voor gevolgen dit zou kunnen hebben. Maar iemand kwam hun melden: De mannen die gij in de kerker hebt gezet, bevinden zich in de tempel en onderrichten het volk. Daarop ging de bevelhebber met zijn dienaren hen halen - maar zonder geweld te gebruiken, uit angst door het volk gestenigd te worden.
Tussenzang Ps. 90 (89), 2. 3-4. 12-13. 14 en 16.
Antifoon: Bestuur onze handen, Heer, bij al wat zij doen.
Voordat de bergen geboren waren,
voordat de aarde was voortgebracht,
zijt Gij, God, van eeuwig tot eeuwig.
Wat sterfelijk is vergaat weer tot stof,
Gij zegt: keer terug, kind van mensen.
Voor U zijn duizend jaren één dag,
als gisteren dat al voorbij is,
een uur van slaap in de nacht.
Leer ons onze dagen naar waarde te schatten
en zo te komen tot wijsheid van hart.
Laat af, Heer, hoe lang nog pijnigt Gij ons?
Wees toch uw dienaars genadig.
Verleen ons van nu af uw rijkste zegen
en laat heel ons leven gelukkig zijn.
Laat zien aan uw dienaars waartoe Gij in staat zijt
en toon aan hun zonen uw heerlijkheid.
Alleluia Ps. 68 (67), 20.
Alleluia. De Heer zij geloofd, dag aan dag: Hij draagt onze lasten, de God van ons heil. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs, 13, 54-58.
In die tijd begaf Jezus zich naar zijn vaderstad en onderwees hen in hun synagoge, zodat ze verbaasd zeiden: Waar heeft Hij die wijsheid vandaan en de macht om wonderen te doen? Is Hij niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Jozef, Simon en Judas? Wonen zijn zusters niet allen bij ons? Waar heeft Hij dat alles vandaan? En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen kring. En wegens hun ongeloof deed Hij daar niet veel wonderen.